De Vredes-Inwijding van De Krijger Flipbook PDF

Dit is het verhaal van een moedige ziel die in een woelige tijd vrede zoekt en vindt. Het hoofdpersonage Animus ontvangt

19 downloads 111 Views 21MB Size

Recommend Stories


PABLO APOSTOL DE CRISTO PDF
Get Instant Access to eBook Pablo Apostol De Cristo PDF at Our Huge Library PABLO APOSTOL DE CRISTO PDF ==> Download: PABLO APOSTOL DE CRISTO PDF PAB

PDF Equalizer ES de Premier
Premier PDF Equalizer Premier Assistive Technology Acceda a Archivos PDF Directamente desde CUALQUIER Fuente PDF Equalizer ES de Premier Haciendo A

Story Transcript

DeVredes-Inwijding van DeKrijger P a t r i c k V a n B u y t e n


De Vredes-Inwijding 2


De Vredes-Inwijding 3 De Vredes-Inwijding © Tekst en aquarelfoto’s Patrick Van Buyten


De Vredes-Inwijding 4


De Vredes-Inwijding 5 De zuidkant van het erf ‘s Avonds keerden zijn gedachten naar de vijgenboom aan de zuidkant van het ouderlijk huis, de wachter op het erf en drager van vele tradities. De subtiele geur ervan had Animus naar hier meegenomen, tot in de voorste linies. Hij had hem meegebracht als een herinnering aan vrede. Die geur waakte over hem in zijn dromen en sloop na elke wrede dag in zijn hart om er zijn hele wezen mede te vullen. Met ijle beloftes was hij zingend naar het front gevoerd, met ijle beloftes was hij gewond - een kleinigheid zegden ze - terug naar huis gebracht. Weggedoken onder salvo’s en scherven had hij vaak stilgestaan bij alles wat hem overkwam. Terug thuis dacht hij eerst liggend, later zittend en nog later schuifelend door de kamers lang en onrustig na over het lot van de tot waan gedreven landen door sommige van hun tot waan ontaarde leiders. Hij vroeg zich af: ‘Moed! Wie is het moedigst: de scherpschutter of de deserteur?’


De Vredes-Inwijding 6


De Vredes-Inwijding 7 Nu, terug in de schaduw van de vijgenboom, de oude beschermer, en in stilte uitkijkend over de vlakte kwam alles terug: de geur van het front, de valse beloftes, de ruwheid van elke dag, de plunderende makkers, de smekende kinderen, de ouders op hun knieën, de wenende boeren. ‘Openrijten, dé waarheid, platwalsen, een lesje leren, minderwaardig, beschaafd’: uitspraken van de leiders. In beide kampen. En het viel hem op hoe achter beide kampen grootmachten schuilgaan, hoe die wereldrijken bezwijken onder hun eigen gewicht en hoe alle wereldmachten imaginair zijn, als wij dat willen. De clan Eens terug thuis was het weerzien blij geweest, maar net zo zorgelijk en verward. Zoveel vragen kwamen tegelijk op hem af: ‘Heb je pijn?’ ‘Waar?’ ‘Ben je lang onderweg geweest?’ ‘Hoe is ‘het ongeval’ gebeurd?’ ‘Wie heeft er schuld aan?’ ‘Wat heb je nodig?’ ‘Vertel ons alles’.Hij had ook vragen. ‘Waar zijn Khafifa, Luz, Guang en de anderen?’(*) Slechts toen hij (*) De namen van de broers en zussen van Animus betekenen licht in tien talen


De Vredes-Inwijding 8


De Vredes-Inwijding 9 wist dat al zijn broers en zussen terecht waren, dat alle peilers van hun kleine gemeenschap gezond en wel waren en nog stevig geplant stonden in de aarde van de vooroudergrond kwam er een betrekkelijke rust. Toen werd het heden van het verleden losgekoppeld en kwam de stroom van tranen vrijelijk naar buiten. Hij was gewond aan zijn rechteroog. Mwanga depte het dagelijks en smeerde het in met calendulazalf en legde compressen van weegbree. ’s Avonds las ze van zijn lievelingsdichters voor als waren het sprookjes die een moeder voor haar kinderen leest bij bedtijd. Niet meer dan één gedicht per avond, dat was al intens genoeg. Als ze opstond van zijn bed nam hij altijd even haar arm beet, keek dankbaar en tegelijk smekend naar haar en loste dan zijn greep. Zij lachte dan opgewekt de spanning van zijn voorhoofd weg. Zijn broers staken hem druiven toe van verwilderde ranken en braambessen, yoghurt en donker brood, maar meer nog verleidden ze hem met een zekere oppervlakkigheid die hen toeliet dag aan dag te overleven. Tot nu had hij zijn verdriet nog niet diep in zijn botten opgeborgen, waar het zijn ondermijnend werk kon beginnen.


De Vredes-Inwijding 10 Neen, het lag nog onverwerkt, vlak voor me, in zijn ogen. Vooral de jongste, Argia, kon half verlegen lachend een bres slaan in zijn afwezige blik. Ze deden alle vijf hun best hem wat afleiding te bezorgen. In de lente namen ze hem, voorzichtig stappend, een eerste keer mede naar de grote stal waar enkele merries gingen bevallen. Hij streelde het getuig naast de staldeur. De merries bevielen zonder probleem, het deed hem goed om terug zo dicht bij geboorte te staan. Hij was geen prater, de woorden bleven verborgen achter een donkerrood gordijn in zijn hoofd, dus bleven de herinneringen hem als weerhaakjes pijnigen. Hij beleefde het leven na zijn terugkeer vanachter een innerlijk raam. Alles gebeurde ginder, buiten hem. Hij was geen deelnemer, hoogstens een observator van het leven. Maar hij kon ook vrolijk zijn, want hij wilde niet de hele tijd iedereen tot last zijn, met zijn zwaarte nog meer dan met zijn verwondingen. Maar het leven liet zich niet langer verschalken en zijn herstel zette zich door. Na een week of twee bekommerde hij zich om wat kleinigheden: aardappelen schillen, eieren rapen of Luz’ lievelingsbloemen plukken. Op een avond had Valgus bier gekocht, dat dronken ze met zijn allen op,


De Vredes-Inwijding 11 hij begon te zingen en de anderen vielen luidruchtig in. Ze zongen oude herders- en liefdesliederen en lachten om elke flauwe grap. Ah, weer bier drinken onder elkaar, hoe lang was dat geleden. ijn zusters Khafifa, Mwanga, Luz, Lumo en Guang beschouwden hem vanaf zijn terugkeer als hun konijntje. Ze waren zijn moeders, hij hun held. Hij voelde zich door allen bemind, daar had hij wel wat voorover gehad als hij had moeten marchanderen over de levensomstandigheden van zijn verblijf op aarde. Maar dat was niet nodig geweest. De liefde van zovele mensen viel hem gewoon te beurt, hem de boerenzoon aan de rand van de grote uitgestrektheid. Hoewel naar de oorlog trekken hem door al zijn broers en de meeste van zijn zusters was afgeraden, was hij toch gegaan. Dat lot had hem nu tot hun held gemaakt. Maar niet de held van de geweerloop. Lumo had op haar veertiende al vreemde verhalen gehoord, die in het duister van de meisjeskamer fluisterend werden doorverteld van oudere aan jongere zus.


De Vredes-Inwijding 12


De Vredes-Inwijding 13 Of de verhalen nu waar waren of niet, ze had voor zichzelf uitgemaakt dat ze nooit in een situatie zou blijven vastzitten waar ze op haar tellen moest passen. Ze bezwoer zich nooit te laten aanspreken met ‘tweede vrouw’ of ‘derde vrouw’, zelfs niet met ‘eerste vrouw’, nochtans voor sommigen een eretitel. Ze wilde enkel aangesproken worden met haar naam, waarom had ze er anders een gekregen? Ze herinnert zich nog goed hoe haar oudere zus Khafifa tijdens een van die avonden zegde: ‘Knijp niet zo in mijn hand.’ Die nacht was ze dicht bij haar gekropen en had gezegd: ‘Jij blijft toch voor altijd mijn zusjeslaapmutsje he?’ Wanneer de burgemeester zich bij de jaarlijkse optocht iets over het vaderland liet ontvallen riep Lumo dwars door de menigte dat ze liever iets wilde horen over de grote afwezige in zijn gepraat, het moederland. Maar ze was ook mild: de burgemeester was ook maar een mens, bedacht ze, wiens zicht werd vertekend door de slagschaduw van de bergen rondom.


De Vredes-Inwijding 14


De Vredes-Inwijding 15 In feite waren ze met hun gezin op de boerderij, gelegen in de ruime kom van het dal, een kleine gemeenschap die voor stedelingen op doorreis vast iets idyllisch en romantisch had, maar zijzelf voelden toch eerst de dagelijkse uitdaging van het leven in de onmetelijke natuur. De paarden, de geiten, het gras, de groenten en het graan, de gebouwen, dagelijkse besognes. Eén late koude lentenacht kon gewassen in de knop nekken. Eén verkeerde blikseminslag kon de weiden in lichterlaaie zetten. Dan keken ze eerst gespannen en wat later moedeloos in de lucht om te zien of de wind nog niet ging liggen of tenminste keerde. Zij zagen wel het mooie van de natuur rond zich en konden ook als volwassene nog altijd de tijdloosheid ervaren bij een zonsopgang, maar idyllisch, nee, daarvoor waren het fysieke labeur en de zorgelijkheid van elke dag te groot. Maar voor geen goud zouden ze wegtrekken, tenzij soldaat dan, maar die was gelukkig al terug.


De Vredes-Inwijding 16


De Vredes-Inwijding 17 ll Commandante Met groot gedruis draait een legervoertuig het erf op, een enorme stofwolk achter zich mede dreinend. Officier M. die ze Il Commandante noemden stapt uit. Il Commandante, op zijn Italiaans, maar zeker niet vanwege Venetiaanse gesofisticeerde omgangsvormen. Hij klampte zich vast aan een van de onderste spurten van de hiërarchie zoals een vogeltje aan een dun takje, zwiepend in de wind, dat vergde elke dag opnieuw evenwichtsoefeningen al lieten al die exercisies hem niet toe hoger te vliegen. Hij kwam Guang als eerste tegen en vroeg haar onmiddellijk waar soldaat 3690 was. ‘Binnen, in de voorkamer. Zal ik je naar hem brengen?’ Guang: ‘Animus, er is hoog bezoek’. ‘Je woont hier mooi tussen de bergen, maar wat een verlaten gat zeg.’ Animus maakt moeizaam aanstalten om op te staan en te groeten. De commandant heeft er geen oog voor, hij weet nochtans wat verwondingen zijn, want hij schonk in het verleden meer aandacht aan


De Vredes-Inwijding 18


De Vredes-Inwijding 19 zijn zonnebril dan aan zijn helm. ’Hoe verloopt het herstel?’ ‘Redelijk voorspoedig, commandant.’ Redelijk! Het regiment van Il Commandante was getraind, niet zozeer in oorlogskunsten, dan wel in het afleveren van antwoorden waar je achteraf niet op kon gepakt worden. Hij voedde zijn jongens op zoals zijn vader hem. ‘Heb je iets in huis?’ Ai, dat was al onmiddellijk een linke vraag. Hij had eerder ook al het gevoel gehad dat hij meer dekking moest zoeken voor de bedreigingen van Il Commandante dan voor vijandig vuur. ‘Misschien iets sterks?’ Oh, was het dat maar, Animus voelde zijn hartslag onmiddellijk wat tot rust komen. ‘Guang, wil jij de commandant een goed glas inschenken?’ ‘3690, ik mag je toch zo noemen he, want ik herinner me dat het jouw geluksgetal is. Ik zie dat je het goed maakt, verzorging krijgt, is er al een dokter langsgekomen?’ ‘Toch wel, die was gematigd optimist over mijn zicht.’ ‘Goed, want morgen stuur ik een legerarts om je te onderzoeken, we missen je hoor.’


De Vredes-Inwijding 20


De Vredes-Inwijding 21 Animus had de legerarts al verwacht, maar zocht nu toch inwendig houvast. Il Commandante hief het glas, ‘Op je snelle herstel.’ Stilte. Animus’ adrenaline gaf hem een ongemakkelijk gevoel. ‘Commandant, ik overweeg om ontslag te nemen uit het leger om medische redenen.’ Onmiddellijk, alsof het scenario al vastlag: ‘Dat zal slechts vallen 3690, dan zullen we verplicht worden om een onderzoek te starten naar je gedrag op het voetbalveld met de bomkraters.’ Ja, hij had indertijd venijnige opmerkingen laten vallen over wat bomkraters doen op een voetbalveld. Eerlijkheid Waarom was hij naar die verdomde oorlog getrokken die hem meer littekens dan eretekens had opgeleverd? Die vraag moest hij dringend voor zichzelf beantwoorden. Zijn hart gebood: ‘Eerst eerlijkheid met jezelf!’


De Vredes-Inwijding 22


De Vredes-Inwijding 23 De oorlog of eufemistisch, het conflict, was uitgeroepen tot een daad van zelfbehoud van de natie en was daarom zeker heroïsch en idealistisch. Wie het geopolitieke spel doorzag, God kende of zelfs maar de sterren bestudeerde wist: dit is goed en noodzakelijk. Daarom was het onvermijdelijk ook een actie van korte duur als het wegsnijden van een etterende zweer. Zoals alle oorlogen werd ook deze minimalistisch voorgesteld, een spel met tinnen soldaatjes. Zoals alle oorlogen werd ook deze maximalistisch voorgesteld, zoals de kwaliteiten van een krot dat je uit verblinding en krapte op het punt staat te kopen. Voor wie lacht om de politiek, God en de sterren was er nog altijd het aantrekkelijke geld. En dan is er eer. Animus had eer altijd al een verdacht woord gevonden, iets uit de tijd van de duels. ‘’t Is altijd raar’, overdacht hij, ‘dat anderen je eer kunnen redden of kelderen. Behoort eer dan niet tot het domein van de innerlijke adel behoort? Wat koop je trouwens met eer, je door anderen toegemeten?’


De Vredes-Inwijding 24


De Vredes-Inwijding 25 Animus was naar de oorlog getrokken uit het ideaal zijn medeburgers te behoeden voor het boze. In die tijd besefte hij nog onvoldoende de zuigende kracht van de oorlog, die eerst betoverend, dan bedwelmend en tot slot zelfvernietigend bleek voor wie er zich in vastbeet. De lichte ziel Een oprukkend leger waant zich een goudhaantje en trekt alle ogen naar zich. Van een terugtrekkend leger wend je je blik af, het geneert als een troep bedelaars in een rijke wijk, maar dat alles werd Animus pas later duidelijk, toen hij onder de kogelregens wegdook in kuilen en half ondergelopen kelders. Oorlogen zijn zelden wat ze lijken. Ze vereffenen rekeningen en schulden en creëren er nieuwe. Maar de lichte ziel van Animus wist zich daardoorheen te laveren.


De Vredes-Inwijding 26 De soldaat-deserteur-schrijver Op een ochtend was over de hele breedte van de horizon een lichtroze band te zien waarvan je hoopte dat hij de wereld zou verzachten. Dat was een keerpunt. Soldaat Animus liet zich erdoor meevoeren en in één geut schreef hij alles op: de misleidingen, de orkestratie en de frontervaringen en maakte ze openbaar. Een klets in het gezicht van de molochs en een ode aan de vrede die van alle tijden is, maar vooral van de toekomst. Vrede als breekijzer tegen de verstarring. De oorlog had velen van binnen bevroren, maar had hem, de soldaatschrijver-deserteur, opgepookt tot grote hoogte. De moed die hij opbracht zie ik even groot als zijn rechtvaardigheid, dat wil zeggen: hij handelde zonder berekening. a de publicatie kwam een hele machinatie van leugens en verdachtmakingen op gang. ‘Ze’ wezen hem met de vinger als verrader en deserteur. Zijn verleden werd opgemaakt, bijgekleurd, zelfs verzonnen en voorgesteld als de logische voorbereiding op het hoge verraad.


De Vredes-Inwijding 27 Een nieuw leven Na het schrijven moest zijn leven opnieuw op gang komen, in zijn botten, in zijn hoofd en zijn hart want sinds de oorlog dacht hij bijna uitsluitend in zwart-wit en nog maar zelden in kleur. Dat veranderde toen hij vaker onder de vijgenboom zat en uitkeek over de vlakte. De lange dagelijkse periodes van rust onder de boom verlegden zijn aandacht, weg uit zijn hoofd, naar de natuur en vertraagden zijn adem, die tijdens de oorlog oppervlakkig en gejaagd was geworden. De vijgenboom met zijn zoete geur was altijd al zijn lievelingsplek geweest en nu dus ook zijn oord van herstel. Hij vond weer plezier in de kleinigheden van elke dag en kon de gift van vreugde weer waarderen. De kleuren kwamen terug in zijn gemoed. Zijn innerlijk raam stond wat verder open en dat dreef de mist uit zijn hoofd. Het is toen dat hij bloemen begon te plukken, eerst voor Luz, uit dankbaarheid omdat hij door lange gesprekken met haar beetje bij beetje de normaliteit in zichzelf terugvond.


De Vredes-Inwijding 28


De Vredes-Inwijding 29 Gisteren nog verraste Luz hem bij de sterrenavond met: ‘Sta je nog wel eens stil bij de geheimen die de sterren met zich voeren?’ Dat hadden ze vroeger namelijk vaak gedaan, naar de sterren kijken. Ze maakten er dan een spelletje van om een ster aan te wijzen en iets te zeggen als: ‘Die, ja die daar, voorspelt dat je morgen je vriendje terug zal zien,’ of andere gekkigheid. ‘Heb je nog wel eens gelachen om de ernst van de wereld?’ vroeg Luz. Maar hij wist niet of dit hem nu vrolijk of eerder somber maakte. Ze liep met hem in de regen, door de wind, dan weer werden ze samen stil bij de zonsondergang of zagen monsters en engelen in de wolken. In de nazomer observeerden ze op een lauwe avond het onweer met zijn aanhoudende blikseminslagen in het gebergte. Daar putte hij al van jongs af kracht uit, uit de lucht die gevuld was met elektriciteit, uit de miljoenen voltages van de bliksems. Fos, zijn oudste broer meende Animus’ innerlijk vuur te kunnen aanwakkeren, de opstand in hem te kunnen provoceren: ‘Met de jaren zullen de marges van je leven vernauwen en de essentie der dingen zal zich opdringen. Dat besef drong maar al te goed tot hem door.


De Vredes-Inwijding 30


De Vredes-Inwijding 31 Er moest dus wel iets veranderen, want de lange conversaties met Luz, de vele kleine stapjes weg van de oorlogsherinneringen en alle eerlijke pogingen om zijn plaats onder de levenden terug in te nemen waren allemaal nuttig maar onvoldoende gebleken. Nog een laatste keer moest hij weg van alles, het onbekende tegemoet om zijn rechtmatige plaats in het leven te kunnen opeisen. De voorbereiding Hij kocht een aarderode zadeldoek, nieuwe laarzen van dik leer, een goed mes versierd met een heft van oud zilver en nog wat spullen om de dagenlange tocht in de ruige natuur tot een goed eind te brengen. Samen met zijn broers en Lumo wilde hij over de bergen trekken om de oude sjamaan op te zoeken en de goden, waar die dan ook waren, te smeken hem een nieuw leven in dit leven te geven en de oorlogslast van hem af te nemen. Hij hoopte van de goden de kracht van de wijze te kunnen verkrijgen.


De Vredes-Inwijding 32


De Vredes-Inwijding 33 Animus overlegde niet over zijn plan met zijn broers en zussen maar presenteerde het als een beslissing, als een voldongen feit. Hij zocht hun goedkeuring niet, maar dong wel naar hun medewerking. Een week later was het zover, de proviand was ingeslagen, de paarden werden opgetuigd. Uiteindelijk gingen drie broers, Fos, Rashanne en Valgus en twee zussen, Lumo en Guang mede. De rest bleef thuis om het voorouderlijk goed te beschermen en de grote god van zielen- en wereldvrede om licht, inzicht en overgave te vragen voor hun broer. Bij dergelijke grote ondernemingen van ziel en lijf trad de hele clan op als één entiteit, als één hart. De avond voor het vertrek hadden ze nog een bescheiden glas gedronken en gecontroleerd of alles wat mede moest wel degelijk gepakt was. Ze hadden nog wat zitten neuriën achter het huis. Toen de warmte afnam en het vocht uit het grasland begon op te stijgen waren ze gaan slapen. Zij voelden zich echt verbonden met elkaar en met de natuur en hun hart reikte uit naar de sjamaan en de goden. Het was een avond van weinig woorden geweest, iedereen wist immers goed wat


De Vredes-Inwijding 34


De Vredes-Inwijding 35 hem of haar te doen stond, op reis zowel als thuis. Het woord thuisfront vermeden ze liever. De tocht Het ochtendfris sloeg in hun gezicht als ze van de veranda afstapten naar de stallen waar de paarden wachtten. Als reactie ademden ze flink in. Een luchtontbijt. De reizigers namen afscheid van de thuisblijvers en die laatsten wensten hun een goede tocht. Onder de woorden van afscheid zat bij allen het diepe verlangen naar Animus’ ommekeer. De zon stond nog laag toen ze al een eind van de vlakte tussen het erf en de bergen overgestoken hadden. Ze zouden die eerste dag doorrijden tot de valavond en dan iets eten. Tegen die tijd hoopten ze de voet van de bergen te bereiken. Toen het zover was zochten ze een plek om de nacht door te brengen. In tegenstelling tot de gewoonte thuis waren het de mannen die op de lange tochten in de natuur zorgden voor het eten en de kook.


De Vredes-Inwijding 36 Rashanee deed zijn best, het nakend bezoek aan de goden was echt wel een klein feestmaal waard. Ze aten haas in een overvloedige saus van citroen en kruiden. Daarna overlegden ze samen welk pad ze de volgende dag zouden kiezen. Het was nog drie à vier dagen rijden tot aan het dorp van de oude sjamaan. Animus dacht: ‘Nieuws gaat hier traag rond. Ik hoop dat hij nog leeft.’ Aan de andere kant van het uitspansel was er midden in de nacht een enorm schouwspel. De weerlichten sloegen daar lang en heftig alle kanten op en telkens Animus dacht, nu is het voorbij, flitsen de bliksems opnieuw uit volle kracht. Het duurde maar voort, het onweer bleef een halve nacht hangen op één plek. Enkele van die grote vuurpijlen zetten de hele streek een moment in helder licht, beangstigend voor wie het niet kent, indrukwekkend voor wie er zich aan oplaadt. De nacht was te kort geweest maar de reine lucht, het slapen op de naakte aarde en het edele doel van hun reis had hun tekort aan slaap gecompenseerd.


De Vredes-Inwijding 37 De zon was nog maar nauwelijks op toen ze iets kleins aten, hun dekens oprolden en vertrokken. Bij een riviertje vulden ze hun lederen waterzakken bij. Zolang het pad zanderig was klommen de paarden aan een gelijke tred naar boven, maar na de middag veranderde de ondergrond en was hun weg bezaaid met keien en hier en daar een ontwortelde boom. De ruiters hielden af en toe een oog op de zon om op koers te blijven. Animus snoof de onbezoedelde lucht krachtig naar binnen als het leven zelf en wenste dat de imponerende weerlichten hem sterk maakten als een vorst. De berin Tegen de middag draaide hun pad het bos in, daar was het makkelijker lopen. De paarden gingen gestaag hun natuurlijke gang, hun koppen licht op en neer wiegend. Fos reed voorop. Hij had de reis naar de sjamaan al enkele keren afgelegd.


De Vredes-Inwijding 38


De Vredes-Inwijding 39 Hij nam spontaan de leiding en de anderen aanvaardden dat moeiteloos omdat hij vaak met oplossingen kwam. Voor Fos was elke reis naar de wijze vol emoties en dankbaarheid geweest, ook al waren de tochten nooit voor hemzelf bedoeld. Hij was gids geweest voor een oom, een verre buur en had zelfs ooit enkele kinderen tot bij de sjamaan gebracht. Die begroette hem altijd alsof ze broers waren. Vol erkentelijkheid nam hij dan de handen van de man, hem een lang en voorspoedig leven toewensend. Fos werd uit zijn mijmering gehaald door een schrapend geluid, schrapen en grommen. Ook de anderen hadden het gehoord. Dieren en mensen waren onmiddellijk alert. De kleine karavaan hield halt. Ze keken rond, maar er was niets speciaals te zien. Dan, daar beneden, bij een smalle richel merkten ze een berin met haar jongen op, die een vermolmde stam openkrabde. Ze graaide er de honing uit, likte die op en haalde vervolgens met haar druipende voorpoten heftig uit naar de opgeschrikte bijen die haar prikten op haar neus en in haar oren. De jongen maakten wellicht voor de eerste keer kennis met de bijen want ze renden alle kanten op en streken langs hun verwonde snuiten. Iedereen moest erom lachen.


De Vredes-Inwijding 40


De Vredes-Inwijding 41 Ze voelden allen de zorg van haar moederinstinct, dat maakte hen stil, zelfs een beetje weemoedig. Een duidelijk voelbare zucht van vertedering en gemis waaide langs hen heen. Ze keerden voorzichtig de paarden en maakten een omweg om de berin niet te alarmeren. De dag verstreek verder eentonig: de weg afmalen, kampement zoeken, koken, eten en de route bespreken van de volgende dag. De herten ’s Anderendaags reisden ze weer van zonsopgang tot zonsondergang. Dat was voldoende om de hoogvlakte te bereiken. Eens ze daar waren hadden ze nog een lang maar gemakkelijk stuk te gaan. Het terrein was er vrij effen en droog en het weidse uitzicht liet hen toe snel gevaarlijke dieren te lokaliseren.


De Vredes-Inwijding 42


De Vredes-Inwijding 43 Tegen de avond vonden ze een inzinking in het landschap die aan de noordkant was afgezoomd met dikke bomen. Aan de westelijke zijde beschermde een hoge opstaande rotswand de plek tegen de venijnige westenwind die er in het najaar lelijk kon huishouden. De vijver, op het diepst van de inzinking, bood genoeg water voor mens en dier. Valgus dacht dat hij daar, tussen de bomen, makkelijk hout voor de kook en het nachtvuur zou vinden. Hij en Rashanee gingen op zoek. Ze moesten daarvoor een heel eind verder tussen de grote bomen doordringen dan ze ingeschat hadden. Daar bleek ook erg mals en sappig gras te groeien, een meevaller voor de paarden. Ze kraakten de takken op gewenste lengte en terwijl ze daarmee bezig waren hoorden ze wat verder net hetzelfde breken van hout. Andere reizigers? De broers hielden zich even stil, het gekraak ging door. Ze keken tussen de stammen door in de richting van het geluid. Ze merkten er enkele zeer grote herten op die tijdens het grazen afgevallen takken onder hun hoeven braken. Het was bronsttijd, de herten waren onrustig, hun instinct gebood hen daartoe.


De Vredes-Inwijding 44


De Vredes-Inwijding 45 Ze wedijverden dan met elkaar om een grote harem bijeen te drijven. Die wedijver en de onophoudelijke gevechten kosten sommige dieren zoveel kracht dat ze bezwijken. Maar de fysieke kracht die ze daarbij uitstralen, het wenden en keren van hun grote lijven, het luide burlen, de inzet van zoveel mannelijke kracht maakten op jagers en reizigers als Animus en zijn metgezellen altijd weer zoveel indruk. In oude tijden hadden sjamanen de geweien van de sterkste herten gedragen telkens kracht, viriliteit, vaderschap en bescherming moest opgeroepen worden. Onderweg werd niet veel gezegd, maar nu het avond was haalden ze verhalen op over eerdere bezoeken aan de sjamaan, hun grote liefdes of het gemis daaraan en hun dromen die branden als een haardvuur, je kunt je blik er niet van afwenden. De inwijding De vierde dag bereikten ze de uiterste rand van de hoogvlakte en doorkruisten het heuvelland. Tegen de avond belandden ze bij de grote rivier, waarvan gezegd werd dat het water genezende kracht bezat.


De Vredes-Inwijding 46


De Vredes-Inwijding 47 Het oversteken van het water was geen echte hindernis, de rivieren waren hier over het algemeen breed en ondiep. Met hun ogen en hoeven zochten de paarden voorzichtig greep op de bodem en stapten zo traag naar de andere oever. Naarmate de reis verstreek voelde het hele gezelschap een grote sereniteit over zich heen komen. Natuurlijk droeg de dagenlange onderdompeling in de natuur en de afwezigheid van elke drukte bij tot hun ontspanning. Maar dit was anders, nu werd hun borst opengetrokken, langzaam, behoedzaam als iemand die de deur van een ziekenkamer opent en een blijde boodschap voor de zieke brengt. Dit was geen ontspanning, maar vrede. Animus en zijn medereizigers vermeden bewust de dorpen, want de ontmoeting met de sjamaan kon enkel met stilte voorbereid worden. Fos herkende nu de laatste bochten voor de nederzetting waar ook de oude wijze deel van uitmaakte. Nog enige tijd en ze kregen zijn woonst in zicht. Het gezelschap voelde zich opgelucht toen de magere man van het schoffelen in zijn moestuin opkeek en zijn hand opstak. Iedereen lachte. De ruiters stegen af en sloegen het stof wat van hun kleren.


De Vredes-Inwijding 48


De Vredes-Inwijding 49 Een voor een namen ze de handen van de sjamaan tussen de hunne terwijl ze voor hem bogen en hem een lang leven toewensten. Hij raakte ieders hoofd vluchtig aan en begroette Animus met: ‘Je ziel heeft deze ontmoeting al lang geleden geboekt.’(°) Animus kon zijn glimlach niet onderdrukken, blij verrast als hij was met die verwelkoming. Hij dacht: ‘Dit alles verloopt onder een gunstig gesternte. Vertrouwen is het sleutelwoord, in deze tijd meer dan ooit.’ De sjamaan, wiens naam blijkbaar niemand kende, vroeg hen hoe de reis geweest was en informeerde naar hun jongste broer Argia en de andere zussen thuis. Hij bood hen ondertussen een sterke kruidenthee: ‘Drink dat maar op, dat zal jullie goed doen’. Wat voor thee dit precies was kon niemand raden, maar ze voelden na een tijdje wel de vermoeidheid om hun ogen wegtrekken. Hij luisterde naar hun reisverhaal en naar wat ze te zeggen hadden over de De sjamaan was een man van traditie. In deze uithoek betekent dat: gastvrijheid. Hij wist dat in ruwe streken en harde tijden gastvrijheid een kwestie van overleven is. Overleven van het hart. rest van de clan. (°) White Bull via Ian Graham


De Vredes-Inwijding 50


Get in touch

Social

© Copyright 2013 - 2024 MYDOKUMENT.COM - All rights reserved.